Hendrik van Zutphen (prior te Antwerpen, reformator van Bremen)

HENDRIK VAN ZUTPHEN, prior van de Augustijnen te Antwerpen in 1522

Hendrik van Zutphen (Ditmarscher Landesmuseum, Meldorf) – portret is niet ‘naar het leven’.

Geboren te Zutphen in 1488 of 1489, overleden te Heide (Dithmarschen, Noord-Duitsland) op 10 december 1524, in 1522 te Antwerpen door een groep vrouwen bevrijd uit de St Michielsabdij waar hij gevangen werd gehouden. [dat verhaal kunt u hier lezen]

NB: NIET MÖLLER, of MULLER: In oudere literatuur komt hij voor onder de naam Möller of Muller. Dit is gebaseerd op een speculatieve conflatie met een ‘Bruder Heinrich’ die het lied Hilf Gott, das’s mir gelinge heeft geschreven .Deze was actief in de regio rond Straatsburg. De identificatie berust enkel op de voornaamsovereenkomst, en de verwijzing naar een ‘gevangeniservaring’ die deze dichter vermeldt in de inleiding op zijn lied…, een gevangeniservaring die Hendrik van Zutphen overigens juist niet gehad heeft. Hij werd immers bevrijd op de avond van zijn arrestatie.

KORT

Hendrik van Zutphen studeerde als Augustijner monnik filosofie en enkele jaren later theologie te Wittenberg. Hij werd subprior van het augustijnenklooster te Keulen, was van 1516 tot 1519 prior van de augustijnen te Dordrecht en later te Antwerpen. In die functie hervormde hij de kloosters en verkondigde de Lutherse leer zowel binnen als buiten de kerk. Hendrik van Zutphen schijnt een indrukwekkend prediker te zijn gweest, die vele toehoorders trok, m.n. in Bremen. Hij aanvaardde in 1524 een beroep naar Meldorf (Dithmarschen, Noord-Duitsland) waar hij op aanstichten van kerkelijke tegenstanders werd gemarteld en vermoord.

LANG

Over zijn ouders en zijn jeugd is niets bekend. Dat hij ‘van Zutphen’ afkomstig is, lijkt logisch, maar zelfs dat is enkel gebaseerd op zijn naam. Op jonge leeftijd moet hij ingetreden zijn in één van de zes Nederlandse augustijnenkloosters. In 1508 wordt hij namelijk aan de universiteit van Wittenberg ingeschreven onder de naam Fra. Hinricus Gelrie de Zutphania ord. Augustini (Augustijner Orde). In welk augustijnenklooster hij zijn intrede deed, Maastricht, Middelburg, Dordrecht, Haarlem, Enkhuizen of Appingedam, en de reden van zijn keus zijn onbekend. Van 1508 tot 1514 studeert Hendrik in Wittenberg, waar hij het ‘studium logicale’ en de filosofie volgde. Hij wordt lector. In 1514 verlaat hij Wittenberg en wordt subprior van het tot de Congregatie van Saksen behorende augustijnenklooster in Keulen.

Augustijnenklooster te Dordrecht

Deze congregatie (de Saksische Augustijnen,of Observanten) was een hervormingsbeweging binnen de orde, die het oorspronkelijk kloosterideaal opnieuw tot leven trachtte te brengen. In 1516 volgt zijn benoeming tot prior van het augustijnenklooster in Dordrecht. Dit klooster was, na een grote brand in 1512 en wederopbouw, onder dwang van landsheer Karel V en de Dordtse magistraat overgegaan tot de Saksische Observantencongregatie. Hendrik van Zutphen legt de monniken de strenge kloosterregels op van zijn congregatie en stuit op veel weerstand. Luther, op dat moment waarnemend vicaris-generaal, keurt die drastische handelwijze niet goed. De rust keert pas weer als magister Johannes Spangenberg uit Keulen zich naar Dordrecht begeeft.

In het najaar van 1519 moet Hendrik dan besloten hebben naar Wittenberg terug te keren om de studie theologie aan te vatten. Op 11 januari 1521 rondt hij zijn baccalaureaatsstudie af met de verdediging van stellingen over de rechtvaardiging door het geloof, waarin hij handelt over de natuur van de mens, de wet, het geloof en de liefde. Op 11 oktober 1521 behaalt hij zijn licentiaat met een dispuut over het hogepriesterschap van Christus en het misoffer. Hendrik was van mening dat het een grote vergissing was te menen dat Christus Zijn maaltijd als een nieuw offer had ingezet. Deze maaltijd was niet anders dan een teken van geloof en liefde, uitgedeeld door de diakenen. Hier zit hij op de lijn van professor Karlstadt en is hij radicaler dan Luther.

In de zomer van 1522 (de episode daaraan voorafgaand is met veel verwarring omgeven. Was hij in Dordrecht?) begaf Hendrik zich naar Antwerpen om de plaats in te nemen van de in december 1521 gevangengenomen prior Jacobus Praepositus (Jacob Proost, in het Duits: Probst 1486-1562, in oude literatuur ook ‘Spreng’ genoemd). Hier preekt hij geheel in de geest van Luther, wat leidt tot een aanhoudingsbevel vanwege de landvoogdes. Op 29 september wordt hij met een list uit het klooster gelokt (naar het gebouw van de Munt) en daar in hechtenis genomen. Hij wordt  overgebracht naar de Sint-Michielsabdij. Een volksmenigte, aangevoerd door woedende vrouwen, weet hem echter te bevrijden. Via Enkhuizen en Zutphen, waar hij bescherming genoot van de magistraat, vlucht hij naar Bremen. Hoewel er in deze stad geen klooster van de Augustijner Orde is, heeft Hendrik hier wel enkele vrienden vanuit zijn studietijd. Zelf zegt hij dat hij ‘g(b)eroepen’ is naar Bremen.

Kerk van de h. Ansgar in Bremen (verwoest in 1944) – Ansgarii-kirche

Hij houdt op 9 november een preek in een van de kapellen van de Sint-Ansgarkerk. Vanwege de indruk die de preek maakt, wordt hem gevraagd in Bremen te blijven. Met toestemming van de plaatsvervangende orde-overste, Martin Luther in Wittenberg, en de magistraat van Bremen geeft hij hieraan gehoor. Al spoedig is de kapel te klein en wordt uitgeweken naar het schip van de Sint-Ansgarkerk, waar hij dagelijks preekt. Grote tegenwerking ondervindt hij van de aartsbisschop van Bremen. Op verzoek van de magistraat zendt Hendrik zijn stellingen over de rechtvaardiging door het geloof, opgesteld in Wittenberg tijdens zijn studie theologie, naar de aartsbisschop ter beoordeling. Zou men in zijn leer denkbeelden aantreffen die niet in overeenstemming zouden zijn met de heilige Schrift, dan is hij bereid voor het gerecht te verschijnen.

Hoe groot de invloed van zijn prediking is, blijkt uit het feit dat men op zijn advies in 1524 ook Jacob Probst (de voormalige prior van Antwerpen) tot predikant van de Onze-Lieve-Vrouwekerk beroept. De in Wittenberg verblijvende Johannes Iman uit Amsterdam wordt predikant van de Sint-Maartenskerk. In november 1524 ontvangt Hendrik van Zutphen een beroep naar Meldorf in Dithmarschen, waaraan hij gehoor geeft . De pastoor van Meldorf, Nikolaus Boje, die van 1518 tot 1523 in Wittenberg had gestudeerd, kende hem. Tussen 4 en 8 december 1524 houdt hij diverse preken over de rechtvaardiging door het geloof zónder de werken. Dit zet kwaad bloed bij de prior van het dominicanenklooster. Samen met minderbroeders uit Lunden hitst deze een menigte boeren (die in die regio vrij zelfstandig hun dingen konden regelen) op. Zij nemen in de nacht van 9 op 10 december Hendrik gevangen en brengen hem – volgens de legende: vastgebonden aan de staart van een paard – naar het plaatsje Heide. Door wordt hij in de vroege morgen van 10 december op gruwelijke wijze gedood. Jacob Probst doet in een brief aan Luther uitgebreid verslag van de marteldood van Hendrik van Zutphen. Luther schrijft hierop een troostbrief aan de gemeente te Bremen met een verklaring van psalm 9 (oude telling: psalm 10). Melanchthon schrijft een Latijnse ode voor Hendrik.

De prediking van Hendrik van Zutphen is niet alleen in Antwerpen van grote invloed geweest, maar vooral in Bremen. Hij wordt dan ook beschouwd als de reformator van Bremen. Enkele jaren na zijn dood ging de streek Dithmarschen over tot de Reformatie. Ter herinnering aan Hendrik van Zutphen, prior, reformator en martelaar, werd 25 juni 1830 een monument geplaatst op de begraafplaats van Heide.

Literatuur

  • NNBW 5, kolom 1179-1181 (L. Knappert).
  • BLGNP 6, p. 356-357 (H.A. van Duinen).
  • G.D.J. Schotel, Kerkelijk Dordrecht (Utrecht 1841).
  • C.H. van Herwerden, Hendrik van Zutphen, onder zijne landgenooten vernieuwd (Arnhem 1864).
  • J.F. Iken, Heinrich von Zütphen (Halle 1886).
  • R. Buchwald, Martin Luthers Briefe (Leipzig 1909).
  • M. Luther, Von Bruder Hainrich inn Diethmar verprennt sampt dem zehenden Psalmen ausgelegt, (Wittenberg 1525); vertaald en uitgegeven door Ph.L.G. Steenbeek, Geschiedenis van broeder Hendrik’s verbranding in Ditmar, benevens een verklaring van den tienden Psalm (Amsterdam 1936).
  • A. de Meijer O.S.A., Augustijnen in conflict met de Dordtse magistraat? (Utrecht 1959).
  • W.Th.M. Frijhoff, Het Gelders antichrist-tractaat (1524) en zijn auteur, in: AGKKN 18, 1986.
  • R. Hansen, Die geschichtliche Bedeutung Heinrichs von Zütphen, des Märtyrers der Reformation in Dithmarschen (Dithmarschen, Zeitschrift, Heft 1/1990).
  • H.A. van Duinen, Hendrik van Zutphen (1489-1524), prior, reformator, martelaar (Bleskensgraaf 2004).

Dick Wursten, m.n. gebaseerd op een tekst van Herman A. van Duinen