1523 The first martyrs of the Reformation (book)

Austin Friars and Antwerp Women. What did the Antwerp Augustinians do that led to women taking up their defence?

Dr. Dick Wursten

De lezingen van het colloquium dat vorig jaar te Brussel plaatsvond (FPTR) waarmee de ‘eerste martelaren van de reformatie’ werd herdacht, zijn gepubliceerd. Te koop is aan € 25,00 en vrij downloadbaar als PDF (Open Access) via deze link.
https://library.oapen.org/handle/20.500.12657/86255

Nederlands Dagblad 1 juli 2023

Deze krant wijdde een paginagroot artikel aan de ketterverbranding. Onder de afbeelding kunt u de tekst ook echt lezen…

500 jaar geleden stonden de eerste protestantse martelaren op de brandstapel.

ACHTERGROND

 1 juli 1523: op de Grote Markt in Brussel worden twee protestantse martelaren op de brandstapel gebracht. Zij zijn de eerste van zo’n twee- tot drieduizend in Nederland en België. Maarten Luther schreef er zijn eerste kerklied over.

Wim Houtman vrijdag 30 juni 2023 om 11:45

De Grote Markt in Brussel, waar vijfhonderd jaar geleden de eerste protestantse martelaren werden terechtgesteld. ‘Als katholiek kan ik me er alleen maar voor schamen.’
De Grote Markt in Brussel, waar vijfhonderd jaar geleden de eerste protestantse martelaren werden terechtgesteld. ‘Als katholiek kan ik me er alleen maar voor schamen.’ beeld aflo stock

BRUSSEL

Hendrik Vos en Jan van den Esschen heten ze, twee jonge augustijner monniken uit het stadsklooster in Antwerpen. Vier uur duurt hun terechtstelling: al die tijd krijgen ze nog om zich van hun ketterijen te bekeren; dan zijn ze vrij man.

Ze houden vol en dan komt hun einde. ‘Ik stel me voor dat ze samen aan een paal vastgebonden stonden’, zegt Dick Wursten. ‘Toen het vuur werd aangestoken, begon een van hen met ‘‘Credo in unum Deum’’ – de geloofsbelijdenis spraken ze samen verder uit, in het Latijn, zoals ze dat gewend waren. Daarna zongen ze het Te Deum, op z’n gregoriaans. Verder zouden ze ‘‘Jezus, erbarm U’’ en ‘‘Kyrie eleison’’ hebben geroepen.’

‘We weten eigenlijk vrij veel over die dag’, zegt Wursten, dominee en historicus in Antwerpen. ‘Het was een nieuwsgebeurtenis van de eerste orde. Er waren al snel ooggetuigeverslagen in omloop. ‘Het oudste, in het Duits, is vrij kort. Daarin staat niets over de houding van de martelaren. Uitvoeriger is een brief in het Latijn, gedateerd 10 juli – maar dat weet je nooit helemaal zeker. Daarin wordt verteld dat ze in volle geloofszekerheid en standvastig hun dood tegemoet gingen.

In latere jaren werd dat aangedikt: de gloed van blijdschap op hun gelaat, theologische discussies met kettermeesters, liederen die ze zongen. ‘Maar het is zeker: er was geen paniek’, zegt Wursten. ‘Ze werden bedreigd of men probeerde hen te verleiden, maar ze bleven stellig.

De hele procedure was erop gericht dat je je zou bekeren. Er werd tijd gerekt, iemand stak een lange preek af, ze trokken je priesterkleren uit. En steeds werd je gevraagd of je niet wilde herroepen. Als je maar een begin van twijfel vertoonde, werd de executie afgelast. Maar deze twee hielden vol. Ja, dan was je niet meer te redden.’

Tekst gaat verder onder de afbeelding


Op een houtsnede worden de twee martelaren met een stralenkrans afgebeeld, terwijl ze opkijken naar Jezus in de hemel – een heel katholieke voorstelling. – beeld nd

Lutherlied

Het had twee jaar geduurd. In mei 1521 was Luther veroordeeld en in de kerkelijke ban gedaan. Wursten: ‘Het Edict van Worms bepaalde dat voortaan niet alleen ketterse boeken, maar ook de ketters zelf moeten worden verbrand. In de Nederlanden liep dat niet meteen zo’n vaart. Ketters worden wel opgepakt en mishandeld of verbannen, maar ook stilletjes weer vrijgelaten. Daarna, als de Reformatie meer aanhang krijgt, wordt de vervolging opgevoerd.’

In Antwerpen verspreiden de augustijnen de nieuwe leer van Luther – hun ordebroeder uit Wittenberg. In oktober 1522 worden alle zestien monniken gearresteerd. Die zullen dan hun sympathie voor de ‘lutherye’ allemaal wel herroepen, was de verwachting. Maar deze twee doen dat niet en belanden op de brandstapel.’

Luther hoort ervan; het nieuws grijpt hem aan. ‘Ik had gedacht dat ik de eerste zou zijn die om het heilig evangelie de marteldood zou sterven, maar ik ben dat niet waardig bevonden’, zegt hij, zo vertelt Johannes Kessler, een Zwitserse reformator, die op dat moment bij hem is.

Luther schrijft een ‘brief aan de christenen in de Nederlanden om hen moed in te spreken’. En als de chef van de Inquisitie, Frans van der Hulst, het ‘succesverhaal’ de wereld in helpt dat Vos en Van den Esschen met hun laatste adem toch hun trouw aan de paus hadden beleden, schrijft Luther een lied. Zodat protestanten overal, al zingend, zich kunnen inprenten wat er echt gebeurd is: ‘Ein neues Lied wir heben an’. Hij schreef er – waarschijnlijk – zelf de melodie bij.

te weinig zelfkritiek   

‘Als katholiek kan ik er alleen maar beschaamd over zijn: dat mensen worden gedood vanwege hun ideeën’, zegt Guido Vanheeswijck. Hij is godsdienstfilosoof en sprak eind mei op een symposium in Brussel over de twee martelaren. ‘Ik zie het ook als een compleet gemiste kans. Was er in 1517 maar een paus geweest zoals in de tijd van Franciscus van Assisi – ook een rebel. Dan was de scheuring in de kerk er nooit gekomen. De nieuwe ideeën van de Reformatie hadden moeten leiden tot een open gesprek en wederzijdse correctie, om tot een beter christendom te komen.’

‘Wij kunnen ons vandaag moeilijk voorstellen hoe gevoelig religieuze opvattingen lagen in de zestiende eeuw’, zegt Vanheeswijck. ‘Die hadden met je diepste wezen te maken; als iemand daaraan kwam, werden mensen gauw emotioneel. De kritiek van de eerste protestanten op de Katholieke Kerk was volkomen begrijpelijk – dat vonden veel katholieken óók. Maar de kerkleiding stond te weinig open voor kritiek en had te weinig zelfkritiek. In plaats van te luisteren, verschanste men zich in ideologische loopgraven. En dan gaat de politieke macht zich ermee bemoeien en is er geen houden meer aan.’

Er waren zeker gematigde stemmen – Vanheeswijck noemt Pieter Gillis, de stadsgriffier van Antwerpen in die tijd, die bevriend was met Erasmus en de Engelse humanist Thomas More. ‘Maar uiteindelijk had het Habsburgse rijk van Karel V de macht. En je ziet het vandaag ook, tussen Joden en Palestijnen, of Russen en Oekraïners: als iemand de nuance zoekt en wil praten, wordt die meteen als verrader weggezet. Dan zet je je baan of je leven op het spel. En zie het dan maar eens vol te houden.’

‘Als je kijkt wie er op de brandstapel kwamen, zijn daar veel simpele zielen bij.’

‘Het gewone volk vond de executie vreselijk’, weet Vanheeswijck. Veel Antwerpenaren steunden de augustijnen en hun nieuwe leer. In februari 1522 was de populaire abt Jacob Proost gearresteerd en in september zijn opvolger Hendrik van Zutphen. ‘Toen is een groep vrouwen in opstand gekomen. Dat gebeurde in de Middeleeuwen wel vaker; dan ging het om geldgebrek of honger. Maar dit was nieuw en onverwacht: deze vrouwen hadden religieuze motieven, het ging om hun rechtvaardigheidsgevoel. Ze zijn naar het klooster gegaan, hebben de deur ingeramd en hem bevrijd. Maar hun aanvoerster, Griet Boonams, werd daarna verbannen.’

Hoe ging de kettervervolging na 1 juli 1523 verder? ‘De Inquisitie probeerde ketterverbrandingen zoveel mogelijk te voorkomen’, zegt Wursten. ‘Als het toch gebeurt, zijn het niet de deftige, luthers geïnspireerde denkers – die houden in het openbaar hun mond en ontmoeten elkaar in het geheim. Het zijn vooral doperse radicalen die op de brandstapel belanden.

Bij dopersen was de norm: als je geloof echt is, moet je daar ook openlijk van getuigen, al dreigt er vervolging. Als ze vervolgens worden opgepakt, zijn er velen die toch bang worden en hun geloof afzweren. Terug in de gemeente worden ze niet als helden ontvangen: ze hebben Christus verloochend en de zonde tegen de Heilige Geest begaan, krijgen ze te horen. Er zijn dan zelfs gelovigen die zichzelf bij de beul gaan melden.’

‘Als je kijkt wie er op de brandstapel kwamen, zijn daar veel simpele zielen bij’, zegt Wursten. En hij betreurt dat Luther die voorliefde voor het martelaarschap heeft aangewakkerd. Zowel in zijn lied als in zijn ‘brief aan de Nederlandse christenen’ haalt hij het bijbelse Hooglied aan: er breekt een nieuwe lente aan!  De antichrist is aan het werk, nu moet de wederkomst van Christus wel nabij zijn, dus ‘laten we ons met vreugde in de Heer laten doden’, schrijft hij.

Wursten: ‘Luther had ook kunnen zeggen: ‘Ik snap het wel wanneer je onder druk bezwijkt; God weet wat er in jouw hart leeft. Beter een levende hond dan een dode leeuw, zegt de Prediker.’ Dat had mensenlevens gespaard en veel mensen een slecht geweten bespaard. Want het was in de Nederlanden een tijdlang levensgevaarlijk als je sympathie voor de Reformatie liet blijken. Dus veel mensen hielden zich stil, maar voelden zich daar wel schuldig over.’

‘En nu horen Nederland en Vlaanderen bij de meest geseculariseerde gebieden van Europa.’

Die verwachting van een spoedige wederkomst gaf Luther later op. Wursten: ‘Rond 1530 gaat de Reformatie zich settelen. Het blijkt dat de keus bij de lagere overheden ligt: de keurvorst bepaalt welk geloof er in zijn gebied gekozen wordt. De Lutherse Kerk wordt in die vorstendommen de staatskerk. En Luther ontwikkelt zich van apocalyptisch profeet tot patriarch: de kerkvader van de Duitse Reformatie.

In de Nederlanden is de realiteit anders en daar sluit het calvinisme bij aan, beter dan het lutheranisme. ‘Het calvinisme kent dat hele systeem van kerkenraden, synodes, beroepingsprocedures. Dat past ook bij een ondergrondse kerk. Later, als de vervolging afneemt, komt die bovengronds en dan wordt Antwerpen een calvinistische republiek (1579-1585, red.).’

En wat deed 1 juli 1523 met de Rooms-Katholieke Kerk? ‘Op korte termijn heeft het de tegenstellingen met de Reformatie alleen maar aangewakkerd’, zegt Guido Vanheeswijck. ‘Maar op langere termijn is de Katholieke Kerk door de Reformatie beïnvloed. Ze ging net als de reformatoren veel nadruk leggen op het innerlijk, persoonlijk geloof. Maar dat moest dan wel blijken in het uiterlijke gedrag. Zo kwamen er allerlei regels en ge- en verboden centraal te staan: hoe vaak je naar de kerk moest, hoe vaak biechten, hoe vaak ter communie enzovoort. En het paradoxale is dat een streven om het geloof te verdiepen en te zuiveren, juist leidde tot nadruk op uiterlijkheden, tot vervlakking van het geloof. En dat geloof hield het niet vol, zodat de Nederlanden nu tot de meest geseculariseerde landen van Europa behoren.’

Hendrik van Zutphen (korte biografie)

biografie

Frater hinricus gelrie de zutphania, Henrich von Sudphen, Hendrik van Zutphen.

* 1488/89 Zütphen (Gelderland), † 10.12.1524 Heide (Holstein).

Hendrik moet al tamelijk jong in één van de drie Nederlandse augustijnenkloosters die behoorden tot de Saksische congregatie (de ‘observanten’) zijn ingetreden. In de zomer van 1508 schreef hij zich in als student in Wittenberg (1509 baccalaureus, 1511 magister artium). Net als Luther woonde hij in het Augustijner klooster. In dienst van zijn orde werkte hij korte tijd in Keulen (lector in de opleiding) en werd in 1516 benoemd tot prior in het Augustijnenklooster in Dordrecht. Hier stuitte hij op weerstand toen hij het klooster tot strengere discipline (observantie) wilde overhevelen. In tegenstelling tot oudere geschiedschrijvers raakte hij hierover niet in conflict met de wereldlijke overheden. Wel werd hij door Luther vermaand het iets rustiger aan te doen. [meer hierover leest u hier]. In 1520 keerde hij terug naar Wittenberg, waar hij in 1521 zijn bachelor theologie behaalde en in de herfst zijn licentiaat (sententiarum). In deze tijd was hij bevriend met Luther en Melanchthon.

Uit de stellingen, die hij in deze jaren in diverse disputaties verdedigde, blijkt dat hij de nieuwe hervormingsgezinde ideeën beheerste, en er ook eigen accenten in legde. In het najaar van 1521 superviseerde hij het debat binnen het Augustijner klooster over ‘de afschaffing van de mis’. De stellingen die hij hiervoor opstelde tonen aan dat hij (of de Augustijnen te Wittenberg onder zijn leiding) redelijk vergaande ideeën hadden over zowel de grondbetekenis van de misviering (bevestigen van onderlinge saamhorigheid (communio) van de gelovigen, door de band der liefde) als de wijze van viering (altijd binnen de gemeenschap, onder beide tekenen).

De vervolgingen die de hervormingsgezinden in de Nederlanden troffen, waren voor Hendrik aanleiding om in de zomer van 1522 naar Antwerpen te gaan, waar hij als prior werd aangesteld, als opvolger van Jakob Propst. Vanwege zijn prediking werd hij – net als zijn voorganger – als snel gevangengezet. Bevrijd door een volksopstand kon hij Antwerpen echter ontvluchten. Hij ging – met toestemming van de overste van Augustijner orde – naar Bremen, waar hij op uitnodiging van enkele ingezetenen op 9 november 1522 in Sankt Anschari de evangelische preek hield. Dit markeerde het begin van de Reformatie in Bremen. Al snel kreeg zijn vertolking van en visie op het evangelie de overhand, en moest de aartsbisschop en het kathedraalkapittel wijken. In 1524 volgde Hendrik het verzoek van de pastoor Nikolaus Boye in Meldorf om het evangelie ook aan de mensen te Dithmar te komen prediken. Op instigatie van de dominicaanse prior van Meldorf, Augustinus Torneborch, werd hij op 10 december 1524 overvallen, naar Heide gebracht en verbrand. Luther herdacht zijn martelaarschap in een troostbrief aan de kerk van Bremen, Melanchthon schreef een neo-Latijnse huldedicht voor hem, waarin hij Hendrik ook prees vanwege zijn brede geleerdheid.

Otto Clemen, Haben die Antwerper Augustiner im letzten Augenblick widerrufen?

O. Clemen, ‘Die ersten Märtyrer des evangelischen Glaubens’ in: Beiträge zur Reformationsgeschichte aus Bücher und Handschriften der Zwickauer Rats-schulbibliothek (Berlijn, 1900), dl.1, 40-52. dort p. 46

“Nach dieser Voruntersuchung ergibt sich die Beantwortung der Frage nach dem etwaigen Widerruf der beiden Hingerichteten ohne weiteres. Es ist eine nichtswürdige Verleumdung. Sie geht auf die drei Bettelmönche zurück, die nebst dem Kölner Ketzermeister Hochstraten den beiden Märtyrern das Geleit gaben. Von diesen erhielt Hülst die hochwillkommene Botschaft und teilte sie sofort seinen Kollegen mit, dem Prior Johann Pascha in Mecheln und dem Professor Nikolaus von Egmont in Löwen, der sie am nächsten Vormittag zum Frühstück um. 11 erhielt. Alle aber, die dem Feuer zunächst gestanden hatten, stellten das in Umlauf gesetzte Gerücht energisch in Abrede: constanter hoc negant. quotquot proxime ignem astiterunt.
Auch ermahnte am folgenden Tage, an Maria Heimsuchung, in Brüssel ein Minorit in der Predigt seine Zuhörer, wenn sie gefragt werden sollten , welches Ende diejenigen erlitten hätten, deren Verbrennung sie mitangeseheu, sollten sie antworten: obiisse in fide erronea Lutheri — freilich habe er von gewissen Leuten (ex quibusdam) gehört, jene hätten im letzten Augenblicke ihre Irrtümer widerrufen, — das müsste dann infolge der Gebete der gewissen Leute (precibus quorundam) und der Gnade der heiligen Jungfrau geschehen sein, die damit ein Wunder gethan hätte.

Clemen used close-reading and sound reasoning of the sources published in Frédéricq IV p. 200, 209, 210.

Jacob Proost: thesen licentiaat theologie 1521

De sacramento panis et eius promissione – de votis – de confessione delictorum
12 juli 1521

[kopie uit artikel O. Clemen, ‘Jacob Praepositus’ in Beiträge, 1900, pp. 33ff]

Am 13. Mai 1521 wurde ,Religiosus pater “Jacobus Iperensis S. Theologie lector et prior Antwerpiensis” unter dem Vorsitze Carlstadts zum baccalareus biblicus promoviert. Den Licentiatengrad erwarb er sich, ebenfalls unter Carlstadts Präsidium, am 12. Juli des Jahres.[1] Die damals von ihm verteidigten Thesen [licentiaat theologie] sind nicht die in den Unschuldigen Nachrichten von Alten und Neuen Theologischen Sachen 1708 S. 732 unter der Überschrift: D. Jacobi Praepositi disputatio Wittenbergensis de spiritu et litera mitgeteilten [2], die vielmehr Justus Jonas für die Promotion des Nicolaus Coci am 18. November 1522 aufstellte[3] , sondern die im folgenden aus Stephan Roths Abschrift in Handschrift XXXV fol. 27 der Zw. R. S. B. abgedruckten.[4]

De met * aangeduide varianten stammen uit de Baseler Druk van Wittenbergse disputaties (Adam Petri, september 1521)

D. Andrea Bodenstein Carolostadio
presidente Reuerendus Pater Jacobus Iperen,
prior Antuuerpien. Sacre theologie Lector et
Baccala: proxima sexta feria sub horam septimani
incipiet pro licentia tota die respondere ad
infra posita.

(Am Rande Eucharistie sacramentum.)

De sacramento panis et eius promissione.

  • 1. Sicut panis sacramentum vnis peccatoribus est institutum.
  • 2. Sic soli peccatores digne panem edunt.
  • 3. Sicuti cordatus quisque certus est, an cogitet vel ocietur.
  • 4. Ita vnusquilibet (mense domini accumbens) certus est, num digne vel indigne sumat.
  • 5. Sicut nemo ignorat, aut (*an) credat vel diffidat promissioni (cuius panis est signum), sic nullus ambigit, an reuerenter manducet.
  • 6. Quemadmodum nullus in diuinam requiem venit nisi credat absque operibus promissioni.
  • 7. Sic nulli pax Christi et verus sabbatismus contingit, quem hoc sacramentum parit, nisi sola fide adgrediatur.
  • 8. Reuerentia (quam ob honorem sacramenti Pontificum error peperit) peccatores a sacramenti communione deterret.
  • 9. At verbum dei (*die verbum) conscientiam peccatorum et infirmitatem sentientes erigit, inuitat et impellit, quo cupiant ardentius et currant celerius ad panem viuum de caelo demissum, vt peccatis medeatur.
  • 10. Nemo digne capit sacramentum carnis et sanguiuis filij dei, nisi is, qui scit se digne capere.
  • 11. In sacramento carnis et sanguinis duo sunt scilicet Signum et promissio, sed et potius est signo foedus verborum.
  • 12. Veluti prouerbij huius ,Dominus in monte videt’ verbum maius monte duxit posteritas.
  • 13. Signum est propter recordationem testamenti vel promissionis iustitiae.
  • 14. Caro signum est propter iustificationem.
  • 15. Sicuti (*Sicut) caro non prodest, sic nec promissio, nisi sermoni iungatur fides, ergo promissio non iustificat.
  • 16. Fortasse plures hoc: Christus factus est nobis iustitia tractauerunt quam intellexerunt.

De votis.

  • 17. Mulieres sub potestate(*+ vel) patrum vel maritorum posite possunt vouere, sed nihil implere citra authoris vel tacitum assensum.
  • 18. Vir aut maritus absque delicto ius habet vel confirmandi vel dissoluendi vota a mulieribus data.
  • 19. Mulier semper peccat, si votum implet ignorante viro.
  • 20. Nunc, cum omnes sumus (* simus) mulieres vni viro despons (*desponsatae), nihil possumus quam quod scimus Christo placitum vouere.    — 36 —
  • 21. Id autem non pauci necdum sunt assecuti, peccant igitur promissa adimplentes.
  • 22. Opinamur vota omnia suspendenda esse , donec pronunciarit super eis vir talis, qualem depinxit, qui dixit: viduas Iuniores reijce                               (am Rande: 1. Timo 5 [v. 11]).
  • 23. Opinarer promissionis (*professionis) vota monachorum sexaginta annis minorum esse nulla, ad id coactus scripture fortitudine atque phrasi et filo.
  • 24. At obsistere videtur Paulus dicens, quia primam fidem reiecerunt. 1. Timo : 5 [v. 12].

De confessione delictorum.

  • 25. Confessio peccatorum (quam extorserunt Pontifices) non est de iure biblico, quod solum est diuinum.
  • 26. Potest quis confiteri ea (*quae) et quot voluerit peccata, etiam singula nulla, et nihilominus absolutionem petere, si se sacerdoti ostendat.
  • 27. Pontifex Rhomanus neque se legi veteri neque noue coaptauit, decretalem ,Omnis vtriusque sexus’ edens.
  • 28. Fateor, erant signa quedam, que ij, qui sua peccata sacerdotibus confitebantur, afferebant in signum. tamen non erant certa neque manifestauerunt peccati genus.
  • 29. Extra casum necessitatis (permittente Euangelio) possumus laicis confiteri et ab eis iure diuino absolui
  • 30. Id autem iuris Pontifex Rhomanus ad paucos cucullatos contraxit, vt promptuarium haberet repositarum curarum possetque cordium abstrusos conatus eruere vel eblandiri.
  • 31. Qui prudens est, premeditetur , que quotue confiteatur. Nouimus enim quibusdam medicinam in mortiferum venenum commutatam eis ob confessa delicta euocatis.(*enecatis)

Actum Vuittenberge In vigilia Margarethe [12. Juli] anno etc. 1521.


[1] Liber Decanorum Facuhatis Theologicae Academiae Vitebergensis ed. Foerstemann, Lipsiae 1838, p. 25. H. Q. Janssen, Jacobus Praepositus, Luthers leerling en vriend, Nieuwe uitgave, Amsterdam 1866, blz. 24.
[2] Wie Rotermund und ihm folgend Janssen, 234, 25 meinen.
[3] G. Kawerau, Der Briefwechsel des Justus Jonas I, 84 f. Kolde in der Zeitschrift für Kirchcngeschichte XI, 464. — ,Jonae praepositi’ und ,Jacobi Praepositi’ konnte ja leicht verwechselt werden.
[4] In der Handschrift folgt Carlstadts ,Questio circularis sexta feria post Viti* [21. Juni], die bei Kapp, Kleine Nachlese II, 462 f. abgedruckt ist. Sowohl diese Zirkulardisputation als auch die oben folgenden Thesen stehen übrigens schon, aber ohne Datierung, als Nr. 11 u. 12 in der September 1521 bei Adam Petri in Basel gedruckten Thesensammlung, deren langer Titel beginnt: CHRISTIANISSI/MI VVITTENBERGENSIS GYMNA/sij, multarum Disputationii paradoxa . . . (Genauer Titel bei Dommer, Lutherdrucke Nr. 263, ferner bei Biederer, Nachrichten zur Kirchen-, Gelehrtenund Bücher-Geschichte IV [1768], S. 53, Nr. II, wo auch S. 73 ff. der Inhalt registriert wird), und sind daraus übergegangen als Nr. 18 u. 19 in die Baseler Sammlung von 1522 (Genauer Titel Weimarer Lutherausgabe 1, 629 C, ferner bei Biederer a. a. O.. Nr. III; Inhalt S. 180 ff.). Letztere (Ex. der Halleschen Universitätsbibliothek) ist collationiert worden (s. die mit *) bezeichneten Anmerkungen).